Tocht van 1947
De tocht die getekend werd door extreem koud weer en fraude van deelnemers op de route
Eigenlijk vond voorzitter Hepkema de Elfstedentocht vanwege de toestand van het ijs onverantwoord, maar de meerderheid van het bestuur had ingestemd en met de woorden ‘It sil heve’ ging de tocht van start richting Sneek.
De wedstrijd
De kopgroep schaatste goed door tot vlak na Workum. De vaart van Parrega blijkt over de laatste kilometer onberijdbaar te zijn. Door de dorpsbewoners wordt een deel van de rijders met handkarren en fietsen over bijna een kilometer vervoerd. Na Parrega komen Joop Bosman en Klaas Schipper op voorsprong. Het gedeelte tussen Grauwe Kat en Harlingen is grotendeels bedekt door sneeuwverstuivingen, de rijders kunnen de ogen nauwelijks open houden. Alle ontberingen blijken in het niet te vallen bij de 45 kilometer in het poollandschap naar Dokkum dat nu volgt. Schaatsen is door stuifsneeuw en takken op het ijs praktisch onmogelijk geworden, extra warm is hierdoor de ontvangst in Dokkum met muziek, warme chocolademelk en gepelde sinaasappels.
Een aantal honderden meters voor de eindstreep speelde zich nog een klein drama af. Schipper had een voorsprong opgebouwd, maar toen er een stuk niet meer begaanbaar was over het ijs stonden er kerels met een handkar klaar om de 50 meter via wal te overbruggen. Alleen wachtten ze ook tot Bosman op de kar zat. Toen Schipper weer op het ijs stond struikelde hij over een strootje, waardoor Bosman zonder problemen de eindstreep passeerde. Bosman kreeg de grote lauwerkrans om en het publiek jubelde hem toe. Enkele uren later werd er, na beraad van het bestuur, besloten (nog) geen prijzen uit te reiken voordat de legio protesten over fraude en onsportieve handelingen van zowel de wedstrijd als toerrijders waren behandeld.
Fraude
Bosman en Schipper werden onder andere beschuldigd van het schaatsen in het kielzog van een jeep. Na onderzoek bleek dat er door diverse deelnemers was gefraudeerd door kortere afstanden af te leggen of zelfs delen in taxi’s, per trein of per fiets te reizen. Er is door het bestuur veel onderzoek gedaan, maar het bleek een lastige zaak. Ruim vijf weken na de wedstrijd viel op 16 maart 1947 de beslissing. De eerste 4 plaatsen werden verdeeld en alle andere rijders die voor 18:21 de eindstreep waren gepasseerd kregen een Elfstedenkruisje met daarop ‘wedstrijd 1947’. Goud ging naar de qua tijd als 5de aangekomen bloemenkweker Jan Willem van der Hoorn.