"Bevroren zweet en geweldig publiek"
In Amsterdam leerde ik als student schaatsen op noren. In 1996 werd ik lid. En op maandag 25 nov. van dat jaar kreeg ik bericht dat ik een van de 4.200 gelukkigen was met een startkaart voor de eerstvolgende tocht. Ik kwam in 1997 vervroegd terug van vakantie. Met een schuurpapiertje ontdeed ik mijn schaatsen, die van vijf gulden, van roest. In een wollen onderbroek en drie truien over elkaar was ik gewapend tegen de koude. Met een oude ijsmuts over de oren en een banaan in de achterzak, was ik er klaar voor. Tegen half elf maken mannen als Angenent en Hulzebosch zich op voor het laatste deel. Zelf stond ik in het starthok bij de allerlaatste groep, klaar om aan de tocht der tochten te beginnen.
Van start
Het hek gaat open. We hollen op een drafje twee kilometer naar het ijs en schaatsen weg. Over het Slotermeer met de wind in de rug en overal veel publiek langs de kant. Het ging na Sloten westwaarts richting Stavoren. Na Workum begon het te schemeren. De wind was nu fors tegen. Een blaasorkest in Bolsward moedigde alle schaatsers aan. Daar krijgt een mens het warm van. De kluunplaatsen werden natter. Langzaam werden mijn voeten ijsklompen.
Droge kleren in Harlingen
In Harlingen aangekomen waren mijn truien door zweet veranderd in een plank ijs. Verderop belde ik aan. Een vrouw deed open, of ze een droge trui voor me had. Ik kreeg brood, warme kop soep en droge truien. Toen ik het ijs weer wilde betreden werd ik aangehouden door een agent. Ik protesteerde. Na enig aandringen mocht ik vertrekken. In het donker en alleen op weg naar Franeker. Buiten Franeker was het pikdonker. Mannen met bebloede gezichten kreunen liggend in het riet. Dit was de hel van het Noorden.
Steeds meer publiek langs de kant. Tergend langzaam beukten we voort. Het was inmiddels half elf geweest. Dan is feestmuziek in de verte hoorbaar. Wat een ontvangst. Ik krijg wat te drinken aangeboden en een sinaasappel. We moeten door. De Dokkummer Ee lijkt nu wel een snelweg. We worden naar Bartlehiem geblazen.
Zwart voor ogen
Leeuwarden ligt voor ons. Met nog een paar anderen schaatsen we weer de nacht in. Ik ben alleen nog maar bezig met het uitrijden van de tocht. Achter ons komt een brommer op het ijs. De bestuurder blijft een tijdje naast ons rijden. De lichtbundel van zijn koplamp laat zien waar de scheuren zitten. Het is bijna zwart voor mijn ogen. Als ik nu val sta ik niet meer op.
De finish
De laatste kilometers rijd ik in een roes. Met betraande ogen zie ik in de verte het felle licht van de Bonke Vaart. We worden naar de finish gezongen door het publiek. Wat een mensenmassa. Een warm gevoel maakt zich van me meester. Nog een keer kijken wij, de paar mannen die nog over zijn van de grote groep vanaf Franeker, elkaar aan. De armen gaan in de lucht. En dan verdwijnen we, vlak voor middernacht onder het finishdoek in een mensenmassa.